Deel 1: Het keerpunt
Introductie van een korte serie artikelen over klimaatverandering
Een meerderheid van de Nederlanders gelooft dat klimaatverandering bestaat, en dat we ooit moeten overschakelen op duurzame energie. Het lijkt ver weg – vooral een probleem voor onze kinderen. Toch zal het ook voor Nederland snel moeilijker worden klimaatverandering nog langer als een side-issue te behandelen. Overal ter wereld houden politieke en economische leiders zich intensief bezig met de vraag of en hoe het klimaatbeleid moet worden aangescherpt.
Al decennia horen we dat klimaatverandering ons bestaan bedreigt. We merken dat de winters steeds zachter worden, en dat het wat vaker stormt. Tegelijkertijd gaat het dagelijks leven gewoon door. Het raakt ons nog niet persoonlijk.
Als we ons er dan toch mee bezighouden, roept het thema vooral een gevoel van machteloosheid op. Wat we er zelf tegen kunnen doen lijkt belachelijk weinig. De economische belangen die een effectieve aanpak in de weg staan lijken te sterk.
Tegelijkertijd horen we de laatste jaren ook steeds meer berichten over de snelle opkomst van alternatieve energie – denk bijvoorbeeld aan de voortvarende manier waarop de energie-transitie in Duitsland (en meer nog in Denemarken) wordt aangepakt. Dit schept dan weer verwarring. Is een wereldwijde catastrofe al onvermijdelijk? Of staan we juist aan de vooravond van een duurzame samenleving?
De passiviteit en schijnbare onverschilligheid waarmee veel mensen klimaatverandering benaderen heeft dus soms de kleur van het-loopt-wel-los (de techniek zal het wel oplossen, het is niet mijn verantwoordelijkheid), maar soms ook de kleur van machteloosheid en cynisme – er valt toch niets aan te doen.
Dit wordt zeker ook in de hand gewerkt door de oppervlakkige en gefragmenteerde informatie in de reguliere media. Grote trage ontwikkelingen die betrekkelijk onzichtbaar verlopen leveren nu eenmaal weinig spectaculair, ‘actueel’nieuws op. Wie echter regelmatig de online Guardian leest, beseft dat de wereld juist nu op een keerpunt staat.
De belangrijkste reden hiervoor is niet dat er onder wetenschappers steeds meer consensus bestaat dat klimaatverandering plaatsvindt en door de mens wordt veroorzaakt. Dat staat namelijk allang niet meer ter discussie. Klimaatsceptici krijgen in het wetenschappelijke debat geen voet meer aan de grond. De discussie gaat over de vraag in welke mate klimaatverandering nog sneller gaat dan verwacht.
Uit het arctische gebied komen verontrustende berichten dat de permafrost steeds sneller aan het afsmelten is, waardoor er steeds meer methaan vrijkomt – een sterker broeikasgas dan CO2. Onder wetenschappers bestaat er geen twijfel over dat opwarming van de aarde effecten kan veroorzaken die tot nog meer opwarming kunnen leiden. Klimaatverandering kan zichzelf gaan versterken. Steeds meer wetenschappers vrezen dat de huidige doelstellingen waarover internationaal onderhandeld wordt (80-95% CO2 reductie in ontwikkelde landen in 2050) niet meer voldoende zullen zijn.
In veel gebieden op aarde hebben mensen de wetenschappelijke consensus niet nodig om te beseffen dat er iets aan de hand is. Zij ervaren klimaatverandering aan den lijve. Overal ter wereld nemen de weersextremen toe. Niet alleen in Californië, in maar liefst tien landen in Latijns-Amerika hebben in 2014 ernstige droogtes (1 , 2, 3, 4, 5, 6) plaatsgevonden.
Tegelijkertijd ontwikkelt alternatieve energie zich razendsnel. Niet alleen door de prijsdaling. Er zijn talloze technische doorbraken op gebieden als energie-opslag (1 , 2) en energieneutrale woningen. Alternatieve energie begint een serieuze bedreiging te vormen voor de fossiele brandstofenergie (kolen, olie en gas). Exploraties van nieuwe fossiele voorraden zijn steeds kostbaarder (en vervuilender) omdat de beste voorraden reeds in gebruik zijn. Deze exploraties zijn dus alleen rendabel als de energieprijzen hoog zijn. Maar juist hoge energieprijzen zullen alternatieve energie verder stimuleren.
Een bom onder de positie van de fossiele brandstofmaatschappijen is ook dat onomstotelijk vast staat dat 80% van de fossiele voorraden in de grond moet blijven, als we kans willen behouden om de temperatuurstijging in deze eeuw beneden de twee graden te houden. Investeringen in deze voorraden dreigen dus waardeloos te worden. Dit wordt de ‘’ koolstofbubbel genoemd. Een tweede bom werd onlangs geplaatst door het IMF. Zij hebben berekend dat als je alle directe en indirecte subsidies voor fossiele brandstoffen optelt bij alle milieu- en klimaatschade die fossiele brandstoffen veroorzaken je uitkomt op de lieve som van 5300 miljard dollar per jaar – ongeveer 6,5% van wat er per jaar in de wereld verdiend wordt.
Door al deze ontwikkelingen wordt het steeds moeilijker vol te houden dat we niets tegen klimaatverandering kunnen doen. Er is geen excuus voor fatalisme. Tegelijkertijd is duidelijk dat technologie alleen het probleem niet gaat oplossen. De energie-transitie vergt enorme investeringen. De fossiele energie heeft het voordeel dat hun infrastructuur er al ligt. Dit geeft de fossiele energie-industrie talloze mogelijkheden om de energie-transitie te vertragen. Nog afgezien van de enorme invloed die ze dankzij hun economische machtspositie kunnen uitoefenen op de politiek, de media en de wetenschap. Een snelle energie-transitie vereist op zijn minst dat CO2-uitstoot zwaarder wordt belast en dat de vele directe en indirecte subsidies aan fossiele brandstoffen worden afgeschaft.
Kortom, zowel de positieve als de negatieve ontwikkelingen gaan razendsnel. Dingen bewegen zich naar een climax. Essentiele keuzes kunnen niet nog eens 5 of 10 jaar wachten, maar moeten nu worden gemaakt. Tegen die achtergrond zal er a.s. december in Parijs een nieuwe klimaatconferentie plaatsvinden. Zelfs Nederland, dat in de EU volledig achteraan hobbelt met klimaatbeleid, zal er niet onderuit kunnen. Helaas was er een rechter nodig om de politiek daarvan te overtuigen!
Klimaatverandering – We komen er niet meer onderuit
Deel 2: Hoopvolle ontwikkelingen
In mijn vorige artikel heb ik drie belangrijke redenen aangegeven waarom klimaatverandering een steeds belangrijker thema gaat worden waar we niet onderuit komen. Kort samengevat 1: klimaatverandering ontwikkelt zich sneller dan verwacht 2: alternatieve energie groeit explosief 3: vooral door het stelselmatig dwarsliggen van gevestigde economische belangen kunnen we er niet vanuit gaan dat technologie alles zal oplossen.
In dit artikel zal ik de nadruk leggen op het positieve nieuws. Er zijn zoveel milieubewuste mensen die vrezen dat de strijd tegen klimaatverandering volkomen hopeloos is, en de aarde al verloren voor komende generaties, dat ik die graag een hart onder de riem wil steken. Goed nieuws voor het klimaat betekent evenwel slecht nieuws voor de gevestigde energie-bedrijven. Wanneer het alleen goed zou gaan met de alternatieve energie (wat het afgelopen decennium voortdurend het geval was) dan zou het nog kunnen gaan om een marginale ontwikkeling, waar de fossiele bedrijven niet wakker van liggen. Pas wanneer het slecht gaat met de fossiele brandstof-industrie (kolen, olie en gas) is dat een aanwijzing dat er echt iets gaat veranderen.
Er is duidelijk een aantal onwikkelingen gaande die voor de fossiele brandstof industrie bedreigend kunnen zijn. Wanneer de fossiele brandstofprijzen hoog zijn (1), gaan mensen, bedrijven en regeringen meer in schone energie investeren. Zijn de prijzen laag(1,), dan verliezen investeerders het vertrouwen dat nieuwe investeringen (in bv. schaliegas, olie uit teerzand, en olie uit het Arctische gebied) nog zullen renderen. Het exploiteren van deze (tweederangs) bronnen is namelijk niet alleen extreem vervuilend, maar ook veel duurder. Op dit moment zijn de prijzen laag. Dit heeft al een duidelijk negatief effect gehad op de investeringen in de bovengenoemde fossiele reserves.
Dit is één van de redenen waarom nu overal wordt gesproken over de ‘koolstof bubbel’ – een groot deel van de aandelen in fossiele brandstof maatschappijen zou plotseling zijn waarde kunnen verliezen. Deze bubbel heeft nog een andere oorzaak. Er kan onomstotelijk bewezen worden dat een groot deel van de bestaande voorraden fossiele brandstoffen (82% van de kolen, 49% van het gas en 33% van de olie) in de grond moet blijven, wanneer we kans willen maken de temperatuuurstijging deze eeuw beneden de twee graden te houden. De fossiele industrie heeft deze voorraden echter wel op haar balans staan. Wanneer de wereld van plan is een enigszins adequaat klimaatbeleid te gaan voeren, dan betekent dit dat deze voorraden waardeloos worden.
Dit alles heeft natuurlijk ook een keerzijde. De huidige lage prijzen van de drie fossiele brandstoffen hebben geleid tot een verhoogd verbruik. Dit kan leiden tot nieuwe prijsstijgingen, wat de investeringen weer kan aanwakkeren. Vooral bij de olie lijkt de kans op nieuwe prijsstijgingen zeer groot. Ondanks de huidige lage prijzen is een groot aantal deskundigen ervan overtuigd dat de wereld nu toch echt lijkt aan te stevenen op de ‘oliepiek’ – het moment dat de wereldwijde olieproductie niet verder kan groeien en gestaag gaat dalen.
Toch is ook ten aanzien van de olie het vertrouwen van investeerders aangetast dat investeringen in nieuwe exploraties op lange termijn rendabel zullen zijn. Wanneer de olieprijs gaat stijgen tot het minimum-niveau waarop nieuwe exploraties economisch rendabel zijn, dan kunnen deze hoge prijzen leiden tot een economische crisis, verminderd gebruik en een nieuwe prijsdaling.
De lage prijzen voor kolen en gas lijken meer structureel. Terwijl olie tegenwoordig voornamelijk als transportbrandstof wordt gebruikt, zijn kolen en gas van belang voor de electriciteitsvoorziening. En concurreren daardoor rechtstreeks met zon- en windenergie. Toch ziet het er vooralsnog niet naar uit (1,2)dat de groei van zon- en windenergie afneemt. Vanaf het jaar 2008 is de geïnstalleerde capaciteit van zon- en windenergie met gemiddeld 30% per jaar gegroeid. Op dit moment wordt nog slechts 4 a 5% van de elektriciteit met zon en wind opgewekt. Niettemin komt het grootste gedeelte van de jaarlijkse groei van de wereldwijde elektrische capaciteit (56% in 2013, zie hier, pagina 13) nu al uit duurzame bronnen (waarvan de helft hydro-elektriciteit).
Met name China investeert zeer sterk in schone energie en energie-efficiency. Hierdoor gaat het waarschijnlijk zijn import van kolen stopzetten (zie hier, 1,2,3,4,5). Dit kan een crisis veroorzaken in de internationale kolenhandel. Investeerders anticiperen ook op verwachte prijsdalingen van alternatieve energie. Bekend is dat windmolens en vooral zonnepanelen steeds goedkoper worden. Binnen enkele jaren valt ook een aanzienlijke prijsdaling en kwaliteitsverbetering van batterijen voor elektrische auto’s te verwachten (1, 2, 3). Het wordt technisch en financieel steeds beter mogelijk huizen energieneutraal te maken. Cruciaal is de snelle ontwikkeling van grootschalige opslag van energie (1, 2) – nodig om schone energie op te slaan als het niet waait en de zon niet schijnt.
Exploraties van fossiele brandstoffen stuiten op steeds feller verzet van de lokale bevolking, als gevolg van de lokale vervuiling die deze veroorzaken. Zelfs in China protesteren mensen tegen vervuiling door de kolen-industrie. Vaak wordt verzet met geweld gebroken. De Global Divestment Movement oefent steeds meer morele druk uit op investeerders om zich terug te trekken uit fossiele brandstoffen (en als het even kan, te investeren in schone energie). Ook dit heeft invloed op sommige investeerders.
Ook politici maken zich om verschillende redenen zorgen om klimaatverandering. Daarnaast is de veiligheid van de energievoorziening (1, 2, 3) een punt van zorg. Dit houdt ook verband met de wens onafhankelijk te worden van energie-importen uit het buitenland. Door dit alles is een onzekere situatie ontstaan. Voor het eerst in jaren hebben veel mensen het gevoel dat er iets kan veranderen. Misschien kan er eind dit jaar in Parijs een een zinnig klimaatakkoord worden gesloten.
Onder die omstandigheden heeft maatschappelijke druk op de politiek ineens veel meer kans op succes. Ondanks de ernstige toestand waarin ons klimaat verkeert is er dus zeker geen reden om de strijd op te geven. Daarbij moeten we echter wel rekening houden met sterk verzet van de gevestigde belangen. Daarover gaat het volgende artikel.
Klimaatverandering – We komen er niet meer onderuit
Deel 3: Het lost zich niet vanzelf op
In mijn vorige artikel heb ik uiteengezet waarom een snelle overgang naar alternatieve energie meer kans maakt dan ooit. De meest recente onderzoeken naar klimaatverandering schetsen een zorgwekkend beeld. Daarom kan de transitie niet snel genoeg gaan. Dit artikel gaat over de belangrijkste obstakels en tegenkrachten die we zullen moeten overwinnen.
Korte tijd geleden hebben enkele fossiele brandstofmaatschappijen, waaronder Shell, de wereld verrast met de mededeling dat ze zich niet meer zouden verzetten tegen een belasting op CO2 uitstoot. Het is nog te vroeg om te zeggen of dit een teken is van een werkelijke omslag, of dat het deel uitmaakt van een strategie om verdergaande maatregelen af te zwakken. Gedurende de laatste twee decennia hebben fossiele bedrijven stelselmatig iedere poging effectief klimaatbeleid tot stand te brengen tegengewerkt. Een aantal oliemaatschappijen heeft zich gedistantieerd van de beperkte concessies waartoe Shell en Total nu bereid zijn. Zij graven zich steeds dieper in in hun anti-klimaathouding.
Wereldwijd hebben de grote fossiele bedrijven nog steeds een jaarlijkse omzet van 5000 miljard dollar. Dit geeft hen veel invloed op regeringen, en op de media. Er wordt een grootscheepse campagne van misinformatie gevoerd (zie hoofdstuk 1 in Naomi Kleins nieuwe boek over klimaatverandering: No Time. En de volgende links: 1,2,3,4,5,6,7,8,9). Zogenaamde klimaatsceptici proberen twijfel te zaaien aan de wetenschappelijke consensus dat menselijke activiteit de oorzaak is van de klimaatverandering. Regeringen geven per jaar nog steeds minimaal 500 miljard dollar uit aan directe, en 1400 miljard aan indirecte subsidies (1,2,3) voor fossiele brandstoffen – terwijl de klimaat- en milieuschade die deze veroorzaken eigenlijk belast zouden moeten worden!
Daarnaast heeft de fossiele industrie het voordeel dat hun infrastructuur er al ligt. Terwijl de alternatieve energie haar infrastructuur nog moet opbouwen. Er moet een ‘smartgrid’ worden aangelegd, die grootschalige toepassing van zon- en windenergie kan integreren in het bestaande elektriciteitsnetwerk. Dit vergt investeringen van een omvang die normaal gesproken alleen door regeringen kan worden opgebracht.
Voor particulieren die willen overgaan op schone energie geldt hetzelfde probleem. Als je zonnepanelen op je dak legt, betaal je in feite je energierekening 20 jaar vooruit. Niet iedereen heeft dat geld liggen. Daarom zijn nieuwe financieringsconstructies noodzakelijk. Op mondiale schaal geldt dit ook voor ontwikkelingslanden – voor Afrika biedt zonne-energie enorme kansen, maar vaak ontbreekt het geld. Bedrijven die hun CO2-uitstoot willen verminderen, worden hierin belemmerd door aandeelhouders die ieder jaar hoge rendementen willen zien – aandelen verkopen kost tenslotte maar een paar muisklikken. Dit maakt investeringen die pas op lange termijn rendabel zijn vaak onmogelijk.
Daarnaast worden er juridische en bureaucratische obstakels opgeworpen om de energie-transitie te vertragen. Hier worden soms vrijhandelsverdragen voor gebruikt. Veel klimaatprogramma’s van (lokale) overheden bieden specifieke voordelen aan lokale producenten. Niet alleen om de CO2-uitstoot door transport te verminderen, maar vooral ook om de energie-transitie ten goede te laten komen aan de lokale economie. De Wereld Handels Organisatie heeft veel van dit soort programma’s d.m.v. rechtszaken weten te verbieden (1), omdat zij in strijd waren met de vrijhandelsverdragen.
Het ziet er niet naar uit dat de grote fossiele brandstof bedrijven bezig zijn hun investeringen in alternatieve energie uit te breiden – eerder het tegendeel. British Petroleum wilde ooit haar naam veranderen in ‘Beyond Petroleum’, maar is nu bezig haar alternatieve tak af te stoten. Wereldwijd wordt maar liefst 1000 miljard dollar per jaar geïnvesteerd in nieuwe exploraties van kolen, olie en gas (tegen 250 miljard voor alternatieve energie). Hoeveel zonnepanelen zou je voor dat geld niet kunnen produceren! Zon- en windenergie mogen dan goedkoper worden, om fossiele brandstoffen uit bestaande bronnen volledig weg te concurreren zouden ze spotgoedkoop moeten worden. Volgens deze studie (die zeer aan de optimistische kant is) zou een totaalpakket van zon- en windenergie, bijbehorende infrastructuur en opslag in 2030 ongeveer voor dezelfde prijs (dus niet een fractie ervan) stroom kunnen leveren als de huidige infrastructuur (en 99,9% van alle behoefte kunnen dekken).
Maar dat is niet voldoende om fossiele brandstoffen weg te concurreren enkel en alleen op basis van het prijsmechanisme. Zolang fossiele bedrijven blijven investeren in wat nu eenmaal hun core-business is, en investeerders blijven vertrouwen dat deze investeringen rendement zullen opleveren, zal het grootste gedeelte van de jaarlijkse investeringsstroom in de richting van fossiel blijven stromen. Voor regeringen is het vaak moeilijk de enorme bedragen die nodig zijn voor de energie-transitie op te brengen. De beperkte pogingen om deze transitie op gang te brengen zijn tot nu toe helaas teveel ten koste gegaan van de belastingbetaler, en te weinig ten koste van de bedrijven die klimaatschade veroorzaken.
Zonnepanelen als zodanig zouden volgens sommigen in 2030 heel goed spotgoedkoop kunnen zijn. Energieopslag en in mindere mate windmolens zullen naar alle verwachting ook aanzienlijk in prijs dalen. Maar de kosten van de installatie, de infrastructuur en het onderhoud drijven de prijs sterk op. De positieve kant hiervan is dat dit ook weer banen oplevert! (1) Het betekent echter ook, dat ingrijpend en consistent overheidsingrijpen noodzakelijk is, om fossiele brandstoffen snel genoeg uit te bannen als nodig is om catastrofale opwarming van de aarde te voorkomen. Zeker omdat er voor een aantal sectoren (zoals scheepvaart, luchtvaart en verhitting in de zware industrie), nog geen complete en gemakkelijke duurzame oplossing bestaat (dit zal het onderwerp zijn van een later artikel).
En veel overheden worden juist sterk beïnvloed door de fossiele brandstof-industrie. Dit geldt met name ook voor Nederland met zijn grote gasbel en zijn Shell, en industrie gericht op ondersteuning van de oliewinning. Nederland loopt in Europa volledig achterop met klimaatbeleid. Als je ziet hoe politici keer op keer prioriteit geven aan korte-termijn economische belangen, dan zou je al snel kunnen denken dat het hopeloos is.
Deze gedachte heb ik in mijn vorige artikel proberen te nuanceren met het noemen van een aantal hoopvolle ontwikkelingen. Eén van de ontwikkelingen die ik genoemd heb, maar nog niet voldoende uitgewerkt, zou in dit plaatje wel eens de doorslag kunnen gaan geven: de oliepiek. Dit zal het onderwerp zijn van het volgende artikel.
Klimaatverandering – We komen er niet meer onderuit
Deel 4: de oliepiek
Het woord ‘olieschaarste’ roept bij veel mensen herinneringen op aan het begin van de jaren zeventig, toen premier Den Uyl de autoloze zondagen aankondigde. Sindsdien heeft de term geen grote rol meer gespeeld in het publieke debat. Maar weinigen geloven dat olieschaarste grote problemen kan veroorzaken. Toch woedt er onder deskundigen een fel debat over ‘peakoil’ en de gevolgen die dit zou kunnen hebben voor de economie.
Alle deskundigen zijn het erover eens dat de wereld deze eeuw het moment van peakoil zal bereiken – het punt waarop de wereldwijde olieproductie een hoogtepunt zal bereiken, om daarna gestaag te gaan dalen. Oorzaak hiervan is niet dat de olie opraakt – er zit nog voor vele eeuwen in de bodem. Waar het om gaat is de vraag hoeveel van deze voorraden op economisch rendabele wijze uit de grond kunnen worden gehaald. De beste en meest gemakkelijk winbare voorraden raken uitgeput. Hierdoor raakt men steeds meer afhankelijk van wat eufemistisch ‘onconventionele olie’wordt genoemd. Dit zijn tweederangsvoorraden die niet alleen meer vervuiling veroorzaken, maar ook veel duurder zijn om te exploiteren. Men moet hierbij denken aan olie uit teerzanden, olie uit afgelegen geografische locaties zoals het arctische gebied, en schalie-olie (het neefje van schaliegas).
Tot 2010 gingen de meeste officiële publicaties er nog vanuit dat peakoil na 2030 bereikt zou worden. Tegenwoordig wint de opvatting terrein (1, 2) dat dit al voor 2020 zal gebeuren, of zelfs al gebeurd is. Zelfs in kringen van de olie-industrie en het Amerikaanse leger. Onomstreden is dat de piek van olievondsten al in de jaren zestig van de vorige eeuw bereikt is. Van de grote olievelden in de wereld is het grootste deel al meer dan 50 jaar in gebruik. Volgens de theorie van de ‘Hubbert peak’ bereikt de productie van ieder olieveld op een bepaald moment een piek, om daarna steeds sneller te gaan dalen. Als dit voor een groot aantal grote olievelden tegelijkertijd gebeurt, kan een plotselinge daling van de wereldwijde olieproductie het gevolg zijn. Optimisten voeren aan dat men dankzij verbeterde technologieën langer dan voorheen olie uit uitgeputte velden kan halen. Dit lijkt echter niet te verhinderen dat de kosten per eenheid geproduceerde olie steeds verder stijgen.
Bekeken over meerdere decennia is de stijging van de olieprijs enorm. Van ca. 2 dollar per vat aan het begin van de jaren 70, tot 20-30 dollar aan het begin van deze eeuw, tot gemiddeld 110 dollar in de periode van 2005 tot 2013. De prijsdaling van het laatste jaar heeft de prijs maar heel even beneden de 50 dollar gebracht. Daarnaast is onomstreden dat de stijging van de olieproductie in de laatste jaren voornamelijk te danken is aan de boom in de productie van ‘onconventionele olie’. De grafiek hieronder laat dit duidelijk zien
(Noot aan de redactie: de grafiek is helaas niet op de weblog te zien, maar via de link hierboven en op het worddocument dat als attachment is meegezonden in de mail aan de redactie)
De winning van conventionele olie (blauw) bereikt vanaf 2005 een plateau. Tegelijkertijd is er een sterke stijging van de olieprijs (zwarte lijn) In de periode 2005-2013 is de gemiddelde prijs maar liefst 4 keer zo hoog als begin 2002. Tenslotte geeft het rode vlak de stijging van de productie van schalie-olie en olie uit teerzand in Noord-Amerika weer – hieraan is de stijging van de totale olieproductie in de afgelopen jaren te danken.
Uit deze grafiek zijn drie belangwekkende conclusies te trekken:
1: het is niet verbazingwekkend dat de olieprijs stijgt als de productie van conventionele olie een plateau bereikt. Immers de vraag naar olie blijft nog steeds groeien. Wat wel opvalt is dat een betrekkelijk klein tekort aan olie (de economie groeit hooguit een paar procent per jaar) zomaar een verviervoudiging van de olieprijs tot gevolg kan hebben. Dit gegeven heeft verregaande consequenties voor onze economie
2: de hoge prijzen van de afgelopen 10 jaar hebben geen stijging van de productie van conventionele olie kunnen bewerkstelligen – ondanks de sterke financiële prikkel is dit kennelijk niet meer mogelijk. In sommige landen gaat de productie nog omhoog, maar daar staat een sterke daling in andere gebieden (bv. de Noordzee-olie) tegenover. In Rusland worden steeds meer kleine bronnen (die al binnen een paar jaar uitgeput raken) aangeboord om de productie op hetzelfde niveau te houden.
3: De productie van schalie-olie en olie uit teerzanden mag dan sterk zijn gestegen, het maakt maar een klein percentage uit van de totale olie-productie. Dit betekent, kort gezegd: als de wereldwijde vraag naar olie met 1% stijgt, en onconventionele olie maakt slechts 5% uit van de totale olieproductie, dan moet de productie hiervan met 20% stijgen om aan de vraag te kunnen voldoen.
Hierdoor wordt het buitengewoon moeilijk om te geloven dat de totale olie-productie kan blijven groeien. Daarvoor is allereerst nodig dat de (te verwachten) daling van de conventionele olie-productie nog even uitblijft. Daarnaast moet de productie van onconventionele olie explosief blijven groeien. Terwijl juist deze enorme schade aan het klimaat en het milieu toebrengt, en steeds meer maatschappelijke weerstand oproept. Uit Amerika komen steeds meer signalen dat de schalie-olie revolutie (net als de schaliegasrevolutie) zijn hoogtepunt bereikt. Buiten Amerika wil de schalie-olie en –gas revolutie maar niet op gang komen (1).
Volgens gezaghebbende financiële instanties zijn schalie-olie en gas nog nooit rendabel geweest. De enorme investeringen waren alleen mogelijk door een combinatie van de extreem lage rentestand (1) en de hoge olieprijs. Door de plotselinge daling in de olieprijs zijn nieuwe investeringen stil komen te liggen (1,2,3,4,5). Tegelijkertijd worden schalie-oliebedrijven gedwongen de productie uit de bestaande bronnen op te voeren om de rekeningen te kunnen blijven betalen. Schalie-oliebronnen hebben echter de vervelende eigenschap dat ze meestal al na een paar jaar uitgeput raken.
Volgens Samuel Alexander van het Melbourne Sustainable Society Institute is de minimum-prijs waarmee olie rendabel kan worden geproduceerd zo hoog geworden dat deze niet meer samengaat met verdere economische groei. De crisis van 2008 was volgens deskundigen gedeeltelijk te wijten aan de hoge olieprijs. Bij een crisis gaat de olieprijs weer omlaag door afnemende vraag, waardoor de economie tijdelijk weer opleeft. Dit veroorzaakt dan weer een stijgende olieprijs en een nieuwe crisis.
De wereld heeft er dus, naast het klimaat, een extra argument bij om de vraag naar olie structureel te verminderen (1). Hopelijk maakt dit korte-termijn argument meer indruk dan de ver van mijn bed show die klimaatverandering voor veel mensen helaas nog is. Onze kinderen en kleinkinderen zullen ons oordelen op de manier waarop we met klimaatverandering omgaan.
Klimaatverandering – We komen er niet meer onderuit
Deel 5: de urgentie
Ondanks de snelle groei van de alternatieve energie, gaat de implementatie toch te langzaam vanwege de snelheid waarmee het klimaat verslechtert. In dit artikel zal ik de schokkende feiten hierover nader toelichten. Vooral om aan te geven dat verder uitstel en het ‘na u’argument echt niet meer knnnen.
De gemiddelde krantenlezer zal waarschijnlijk niet goed weten wat hij aanmoet met de berichten over de verschillende rampen die ons bedreigen. Hittegolven, droogtes en overstromingen. Smeltende gletsjers en ijskappen, zeespiegelstijging. Toename van tropische stormen en orkanen. Ontbossing, uitstervende poolberen en verblekende koraalriffen. Ongetwijfeld heel ernstig allemaal. Maar wat kunnen we ermee?
Door de vaak gefragmenteerde informatie over deelonderwerpen ontbreekt bij veel mensen een elementair gevoel van overzicht. Alleen hierdoor al concluderen veel mensen dat het allemaal veel te ingewikkeld is om over te oordelen. Om daar verandering in te brengen, wil ik beginnen met nuchter en rationeel een aantal onweersproken, maar verbijsterende feiten te presenteren. Deze geven de urgentie van klimaatverandering in een notendop weer.
1: De officiële doelstelling voor vermindering van de CO2 uitstoot (die de basis vormt van de internationale onderhandelingen) gaat uit van een wereldwijde reductie van ten minste 42-57% in 2050. Ontwikkelde landen moeten hun emissies zelfs terugbrengen met 80%. Deze doelstellingen zijn gebaseerd op de bevindingen van het IPCC (International Panel on Climate Change), de wetenschappelijke organisatie onder auspiciën van de Verenigde Naties (verantwoordelijk voor de belangrijkste klimaatrapporten).
2: De wereld ligt niet op koers om deze minimum-doelen te halen.
3: Zelfs indien deze minimum-doelen wel gehaald zouden worden, hebben we (volgens het IPCC) slechts 50% kans dat de wereldwijde temperatuurstijging deze eeuw beperkt blijft tot 2 graden Celcius.
4: Volgens het IPCC lopen we bij een temperatuurstijging van boven de 2 graden het risico een ‘tipping point’ te bereiken, die de temperatuurstijging oncontroleerbaar maakt. Dit betekent, kort gezegd, dat de temperatuurstijging zelf nog meer emissies van broeikasgassen, en daardoor temperatuurstijging zal veroorzaken. Wetenschappers noemen dit het ‘runaway greenhouse effect’.
5: Nog steeds volgens het IPCC; indien we erin slagen onze CO2 uitstoot te beperken met een snelheid die de temperatuurstijging waarschijnlijk zal beperken tot 1 graad, zelfs dan is er nog steeds 20% kans op een temperatuurstijging van meer dan 2 graden.
6: Het effect van CO2 uitstoot op het klimaat heeft (nog steeds volgens het IPCC) een vertraging van 30-35 jaar. Dit betekent, dat we op dit moment de gevolgen ervaren van de uitstoot tot ca. 1980. Een temperatuurstijging met 1,4 graden is al onvermijdelijk op basis van de uitstoot tot nu toe.
7: Een overweldigende meerderheid van klimaatwetenschappers onderschrijft de conclusie dat klimaatverandering door de mens wordt veroorzaakt, en dat deze zich minstens zo snel zal ontwikkelen als door het IPCC wordt aangegeven. Sommige wetenschappers menen dat de conclusies van het IPCC nog te optimistisch zijn.
8: Sommige wetenschappers (1, 2, 3, 4) bepleiten een nog snellere reductie van de CO2 uitstoot.Volgens het Potsdam Institute for Climate Impact Research is de maximale hoeveelheid CO2 die we nog mogen uitstoten (ons ‘carbon budget’) bij gelijkblijvende emissies in 25 jaar opgebruikt.
Van al deze punten is alleen punt 8 (en de tweede helft van punt 7) controversieel. Al het overige wordt door geen enkele regering ter wereld als zodanig ontkend. Alle regeringen ter wereld geven toe dat ze niet het absoluut minimale doen wat nodig is om 50% kans te maken om catastrofale opwarming te voorkomen!
En dit terwijl er nog steeds mogelijkheid bestaat de ergste rampen te voorkomen wanneer er heel snel maatregelen worden genomen. Er bestaat geen enkele twijfel over dat wanneer we de klimaatverandering niet op tijd stoppen, dit ons later nog meer zal kosten – zelfs in termen van geld!
Hier in Nederland heeft de Stichting Urgenda onlangs een rechtszaak tegen de staat gewonnen, die de regering dwingt het klimaatbeleid sterk te intensiveren. Uit de officiële stukken van de rechtzaak (te vinden op www.urgenda.nl) blijkt dat ook de Nederlandse regering de bovengenoemde feiten niet ontkent. Het enige excuus dat men aanvoerde is dat men zit te wachten op een internationaal akkoord. Wat heeft het voor zin eenzijdige maatregelen te nemen als die er alleen toe leiden dat andere landen meer ruimte krijgen hun emissies op te voeren?
Dit ‘na u’ argument is juist de belangrijkste reden waarom het tot nu toe onmogelijk is gebleken klimaatverandering effectief aan te pakken. Veel burgers denken dat de regering het moet oplossen. De regering hoopt met herenakkoorden het bedrijfsleven te verleiden tot klimaatmaatregelen, in plaats van deze af te dwingen met wetgeving. Bedrijven zeggen geen eenzijdige maatregelen te kunnen nemen zolang de concurrent niet tot hetzelfde wordt gedwongen. Iedereen zit te wachten op een internationaal klimaatakkoord dat al 25 jaar niet tot stand is gekomen.
Alleen Duitsland en Denemarken (sinds korte tijd kun je China daar misschien aan toevoegen) lijken de zaak te benaderen in de geest van het spreekwoord: ‘Wanneer er een schaap over de dam is, volgen er meerdere’. In Nederland vinden politici dit een beetje eng – het zou ons wel eens een centje meer kunnen gaan kosten! Het is te verleidelijk te wachten op technologische ontwikkelingen die het ons in de toekomst misschien wel gemakkelijker zullen maken. Hieronder zal ik twee doorslaggevende argumenten geven die volgens mij iedereen ervan zouden moeten overtuigen dat maatregelen – zelfs eenzijdige – echt niet langer kunnen wachten.
Het is niet voldoende op een bepaald tijdstip (zeg 2050) een emissieloze energievoorziening te bereiken. Er is ook een grens aan de absolute hoeveelheid fossiele brandstoffen die we nog mogen uitstoten – ons ‘koolstofbudget’. Om een kans te maken binnen dit budget te blijven, is het noodzakelijk de emissies de komende jaren al sterk te verminderen (als alle reducties pas in de jaren 40 gaan plaatsvinden, zijn we al door ons budget heen). Volgens internationaal aanvaarde normen moeten de emissies in ontwikkelde landen in 2020 al met minimaal 25% (liefst 40%) zijn teruggebracht. Nederland verwacht 14-17% te bereiken.
Tenslotte: alle rampen die ik in de tweede alinea genoemd heb, vinden al ruimschoots plaats bij een temperatuurstijging van 2 graden. Sterker nog: ze vinden nu al plaats. Volgens verschillende rapporten veroorzaakt klimaatverandering op dit moment wereldwijd al veel slachtoffers (zie hier: 1,2). Alleen al de hittegolf in Rusland in 2010 heeft 55000 slachtoffers geëist.
Een temperatuurstijging van 4 graden kan effecten veroorzaken die we ons zelfs niet kunnen voorstellen. Alle weersextremen, zoals droogtes, zullen in nog veel grotere mate plaatsvinden. Dit kan wereldwijde watertekorten en hongersnoden met honderden miljoenen slachtoffers en een totale ontwrichting van de mondiale samenleving tot gevolg hebben.De gemiddelde temperatuur in het Middellandse Zeegebied in de maand juli kan met 9 graden stijgen. U kunt een rapport van de Wereld Bank over dit onderwerp vinden door in google in te typen: ‘Turn Down the Heat Why a 4°C Warmer World Must be Avoided’.